2001/4
EGYPTISCH AARDAPPELBLAUW

Zittend in de zon tegen wat strobalen in een net ontgonnen stuk woestijn 200 km ten noorden van Cairo, zie ik vijftien mannen rondjes om een landbouwmachine maken. Hier teelt de chipsfabriek zijn aardappelen en moet Pieter zijn deskundigheid tonen door verlossende antwoorden en vooruitziende adviezen. Er wordt verwacht dat hij in vier dagen alle problemen betreffende de aardappelteelt, het vervoer en de bewerking oplost. Op zijn aanraden kochten zij dure machines die maar half worden gebruikt, men denkt niet verder dan de eigen verantwoordelijkheid.
Pieter is boer, vriend en buurman in de Noordoostpolder. Hij wordt regelmatig door een bedrijf in pootaardappelen uitgezonden om hun klanten van advies te voorzien. Ik mag met hem mee en verbaas me over het Egypte van nu.

Alweer de zesde kudde schapen komt voorbij, 800 stuks gehoed door een man met drie van zijn kinderen. Ik zwaai, zij zwaaien uitbundig terug en roepen iets dat zij blijven herhalen totdat ik ook wat geluid voortbreng, je kunt hier zonder woorden te vormen elkaar het allerbeste wensen. Ze verdwijnen letterlijk in een stofwolk. In de verte meen ik weer een jammerende minaret te horen maar wanneer het geluid dichterbij komt blijkt het een vrachtwagen.

Het productieproces in de chipsfabriek is geautomatiseerd maar de directie vindt dat de machines door een school pubers moeten worden gechaperonneerd. Er loopt een vrouw rond die geen andere taak heeft dan op te letten dat deze jongens en meisjes geen dingen doen die jongens en meisjes behoren te doen. Naast de chips maakt men er ook chico’s of bengels of iets dergelijks: maal een handje maïs tot gries en blaas dat op met hete lucht, dan ontstaat er iets van bijna 100% lucht dat met toegevoegde gedroogde lucht een bol zakje vormt van 15 x 15 cm met een inhoud van 22,5 gram. Gaat de vulmachine daar een tiende gram overheen, dan gaat het alarm vertelt de chef.
In het directiekantoor van het bedrijf met 1700 werknemers staan op het oog redelijk dure fauteuils, donkerbruine leren kussens op chromen frames. De staat waarin deze nieuwe fauteuils zich bevinden typeert het gevoel voor esthetiek van de huidige Egyptenaar. Blijkbaar worden de kussens, gesealed in een stevig plastic, naar de fabriek van de frames verzonden en daar gemonteerd. Tijdens die montage laat men, wellicht ter bescherming, het plastic om de kussens zodat de koper na aanschaf de stoel weer zou moeten demonteren om het te verwijderen. Hier staan 16 fauteuils mooi te zijn, druk versierd met flarden plastic tussen het chroom en het leer als zou het een Victoriaanse toevoeging betreffen. En dat wat men er wel van af kon trekken is zeker het raam uitgegooid. Want het Egypte wat wij zien is, wellicht ter verdere conservering, bedekt met plastic.

Weer vergat het hotel ons te wekken. Ze roepen ja en doen nee. Gisteravond was het eten koud en onsmakelijk. Nadat het opnieuw was verwarmd moest dit nog ‘n keer herhaald, want lauw. Toen alles voor de derde keer op tafel belandde was de patat verworden tot droevige chips en de kipfilet tot houtskool. We krijgen nieuwe kip, vermoedelijk van het kraampje buiten en een glas sinaasappelsap dat triomfantelijk op onze tafel wordt gezet met de opmerking ‘fresh!’ Ik proef en zeg, ‘fresh uit de flesh’, de man lacht vriendelijk. En toch is het ‘Dahad’ het beste hotel van het 250.000 inwoners tellende stadje.

Vier machines van elk 30 meter lang worden tegelijk met de hal die ze moet herbergen in elkaar gezet. Tweedehands in Duitsland gekocht. Drie zijn er bestemd voor de productie van macaroni en één voor koekjes. Op hetzelfde terrein in enorme koelhuizen liggen tonnen aardappels opgeslagen. Men heeft last van ‘blauw’ in de aardappels. Voor Pieter is het ‘makkelijk scoren’: hij doorloopt met de bedrijfsleiders de weg die de aardappels maken van het veld naar de chipsmachine en concludeert dat het ‘blauw’ wordt veroorzaakt doordat de aardappels in de opslag enigszins indrogen en daarna tijdens het vervoer naar de fabriek worden gekneusd. Wanneer te lang wordt gewacht met verwerking, ontstaan er onder de drukplekken blauwe randen die zich in korte tijd tot een zwarte aardappel ontwikkelen. De oplossing is simpel, "Verwerk de aardappels sneller nadat ze uit het koelhuis zijn gehaald."
Bij de wandeling over het terrein krijg ik associaties met een staatsbezoek. Overal worden we geëscorteerd door acht of meer zwijgende mannen die ons nieuwsgierig volgen naar elke uithoek, kijken waarnaar wij kijken en intelligent luisteren naar woorden die ze onmogelijk kunnen verstaan. Ik wijs Pieter de top van het dak en zeg dat daar niets te zien is. Na tien minuten zien we nog steeds een groepje mannen naar het dak wijzen. Het ontroert me, kom daar nog maar eens om in Holland.

We aten met onderdirecteur Asman, de spil van het bedrijf. Zonder hem geen aardappels, chips of macaroni. Hoewel hij wordt geaccepteerd als de autoriteit zonder wie het bedrijf zou stilstaan, gaat het respect naar de eigenaar-directeur en zijn familieleden die allemaal over een protserige kantoorruimte beschikken waar zij naar enorme televisies kijken. Zij hebben het geld of zitten er zo dicht bij dat ze zich er geriefelijk aan kunnen warmen.
Tijdens de vier dagen die Pieter beschikbaar is, hebben we de meeste tijd wachtend in het kantoor van Asman doorgebracht. Voortdurend lopen er mensen binnen die in een van de eerder beschreven fauteuils plaatsnemen om Asman wat te vragen. Hij reageert rustig en to the point, deze minzame man met korte baard weet alles. Er komt iemand binnen met drie plastic zakken, formaat pedaalemmer, gevuld met nieuw eindproduct. Asman proeft vriendelijk van de gebakken lucht en laat zich ondertussen geduldig door de afdelingschef voorlichten. Wij proeven ook, het smaakt naar niets. We knikken instemmend wanneer Asman beslist dat de ‘friemels’ prima zijn. Een nieuwe man betreedt het kantoor met weer een zak nu formaat vuilnisemmer tot boven toe gevuld met ‘fratsels’. Pieter en ik houden met moeite een lachbui binnen. De zak wordt in een hoek gezet, hand, hand, hand en de nieuwe bezoeker zet zich bij de vorige. Gedrieën keuvelen zij vrolijk terwijl voor de vierde maal in een uur thee wordt gebracht.
Hoewel de man van de thee weet dat ik geen thee drink, brengt hij na het eerste kopje oploskoffie consequent en uitsluitend thee. Onze chauffeur komt binnen, zet zich neer en maakt een praatje, hij wordt gevolgd door de secretaris van Asman die zijn voorbeeld volgt. Er zitten inmiddels zeven mannen rustig te keuvelen terwijl Asman ondertussen een groot bedrijf draaiende houdt. Hij beantwoordt om de drie minuten de telefoon, belt tussendoor zelf en discussieert met de aanwezigen.
De broer van de directeur komt binnen. Je zíet hem niet alleen, je voelt hem. Hij ruikt naar geld. Het is voor het eerst dat we hem ontmoeten terwijl hij verantwoordelijk is voor de aardappelteelt en dus de eerst aangewezene om met Pieter over de stand van zaken te overleggen. Hij laat zich kort voorlichten en verdwijnt dan weer even snel als hij kwam, Pieter beduusd achterlatend. "Hij zal ons straks begeleiden naar enkele aardappelvelden en straks betekent hier wachten" zegt Pieter. Ondertussen hebben zich zeven nieuwe bezoekers aangemeld die de plaatsen van de vorigen en nieuwe verse thee hebben ingenomen. Het is inmiddels half vier, om vijf uur is het donker.
Kwart voor vijf, we zitten in de Mercedes van een toeleverancier. De broer was plotseling verhinderd, we hoorden een voetbalwedstrijd op de televisie. De aardappels vertonen veel ziekten. Gezien het aantal rondslingerende zakken met chemicaliën kan dat niet door een tekort aan aandacht zijn.

De grootste kamelenmarkt van het land, had Asman gezegd, die moesten we zien. We reizen eerst per taxi, dan met de bus en de laatste kilometers hotsend en klotsend in een overvol volkswagenbusje waar elf passagiers in moeten kunnen. De markt kondigt zich van verre aan door her en der langs de weg verspreid liggende kadavers. Een groepje honden trekt een betrekkelijk verse kameel uit elkaar.
Op de markt wordt meteen duidelijk: deze kamelen met één bult heten bij ons drome-darissen. Ik vergeet het weer onmiddellijk door de overweldigende indruk die het geheel maakt. Er hangt een lichte nevel van stof vermengd met stront en zand. Er moeten meer dan 1000 kamelen zijn, al kan ik het terrein onmogelijk overzien. Met een schok realiseer ik me dat hier een kameel louter handelswaar is. Niets voornaam voortschrijdende schepen der woestijn die met een aristocratische blik dromerig het landschap in zich opnemen en jou, zonder je aan te kijken, duidelijk maken dat jij afhankelijk van hen bent en niet andersom. Hier zijn alleen maar hulpeloos hinkende beesten, een voorpoot met een touw dubbelgevouwen vastgebonden, sommige met bloedende neuzen.
Mannen in witte jurken slaan met dikke bamboestokken onwaarschijnlijk hard op de bolle buiken. Het klinkt hol als grote Japanse trommels maar in werkelijkheid zijn het hun ribben. Wanhopig hinkelend zoeken de beesten in paniek naar veiliger plekken, niet begrijpend wat er van hen verlangd wordt. Wanneer slaan niet tot het gewenste resultaat leidt, wordt er op elke plek geknuppeld die geraakt kan worden, bij voorkeur op hun koppen. Ik wil weg maar voel me als verlamd. Slikken en waarnemen.
Op een vrachtwagentje met een laadbak van 2 x 4 kunnen met gemak 8 kamelen. Het ziet er vredig en ontroerend uit wanneer zo’n wagentje het terrein oprijdt. Acht koppen steken tevreden omhoog totdat blijkt dat de beesten zo zijn vastgebonden dat er niets anders de lucht in gestoken kán worden. Helemaal anders wordt het wanneer zo’n wagen wordt geladen. Het kost honderden stokslagen en veel hulpeloos gejammer voordat het de beesten duidelijk is dat ze in rijen van 3, 2 en 3 in de laadbak op hun knieën moeten gaan zitten. Hoe zal dat dan gaan met die vrachtwagens met aanhanger waarin we 40 kamelen telden.
Een jengelend en jennend jongetje dat niet van wijken weet omdat wij weigeren hem "one dollar" te geven, ga ik te lijf met mijn enige wapen. Ik blijf hem net zolang aankijken totdat hij onzeker de andere kant opkijkt en definitief weghuppelt.

Langzamerhand blijkt dat de handel hier niet anders verloopt dan op de veemarkt in Purmerend. Handjeklap, over en weer bieden en zelfverzekerd wachten op het juiste bod. Plotseling zien we schreeuwende mannen die wild en willekeurig op een aantal kamelen beginnen te rammen en daar weer even plotseling mee stoppen. We vermoeden dat de eigenaar halsstarrig aan zijn prijs vasthield en zo de toorn van de aspirant-kopers over zich af riep. Een kameel met beide voorpoten dubbelgevouwen vastgebonden ‘loopt’ voorzichtig op zijn knieën over de scherpe steenslag. Sommigen lopen met beide voorpoten aan elkaar gebonden, alleen in staat tot kleine damespasjes of huppelsprongetjes. Het roept associaties op met het zaklopen vroeger waarbij ik me erg naakt voelde.
Als we ons drie uur later naar de uitgang begeven, passeren we twee mannen met twee kamelen die gevierlijk vredig zitten te eten. De mannen schikken regelmatig het voer voor de dieren die niet gebonden zijn. Wat zoeken deze aardige wezens in deze poel van ellende.

Boven Caïro hangt een grijze walm. Diep onder me zie ik kleine Egyptische autootjes door een Egyptisch decor rijden. Volgens mij eindigt de uitlaat van een Egyptische auto in de cabine en verlaten de gassen die weer via de geopende ramen. Pieter wijst aan waar ‘zijn aardappelvelden’ liggen. Ik zie de Piramiden.

Harrie Hageman

< back