2002/3
HET LID

Tot enkele jaren terug had ik een atelier van 20 bij 5 met uitzicht op zee. Precies onder mij, in een identieke ruimte, bevond zich ‘De kanariefokvereniging Z.U.V.B.’ (Zingt Uit Volle Borst) die eenmaal per jaar een ledententoonstelling hield. Duizenden pieten in alle kleuren en formaten huisden dan een lang weekend in kleine kooitjes tegen de wand. Het gebouw, een oude elektriciteitscentrale, was gevangen in de zoete weeë lucht van pietenpoep vermengd met pietenzaad. De anders zo stille betonnen trap werd twee volle dagen bevolkt door leden van de vereniging, hun aangehuwden, de kinderen, de oma’s opa’s tantes enz tot en met de naaste buren en die van de overkant. Wanneer ik de maandag daarop de trap opliep was het er weer zo stil als in een verlaten huis rond etenstijd en rook ik nog slechts de zachte naweeën van het weekend. En na een week was er ook niets meer te ruiken, de vereniging leek weer ingeslapen tot de volgende kanariepietententoonstelling, 24 maanden later.

Dat dacht ik. Tot ik een man op de trap tegen kwam die ik bij nadere observatie herkende als degene die ik al eens eerder de trap met veel lawaai had zien schrobben. Hij ademde zwaar en zijn hoofd was roder dan anders. Ik had met hem te doen en begon een praatje. Hij bleek bestuurslid van de Z.U.V.B. en niet alleen van het algemeen bestuur maar ook van het dagelijks bestuur, ‘Beide besturen komen maandelijks bijeen,’ vertelde hij. Mijn adem stokte. Zoveel bestuurlijke bedrijvigheid voor twee dagen per jaar pietententoonstelling. Ik stelde me voor dat er druk werd vergaderd over de kleinste details. Ik voelde een lichte rilling over mijn rug gaan. Mijn stem sloeg over bij de vraag waaróver zij dan vergaderden. ‘Ach niks,’ zei de man, ‘Het gaat eigenlijk nergens over’ en zijn blik zwierf door het raam naar buiten waar de eerste lentezon over het brede water van het Noordzeekanaal streek.

Ik had de man willen omhelzen. Eindelijk iemand die het toegaf: besturen is een hobby en hobbyën is een bezigheid voor als je niets te doen hebt. In een bestuur zit je om te lullen en dus lul je, maakt niet uit waarover. Ik heb ze gezien de lieden die hun status ontleenden aan een bestuurslidmaatschap, die blij waren thuis weg te zijn, die klaar kwamen bij het mogen voeren van het hoge woord. Geachte voorzitter. Ik ben ze tegengekomen: zij die zich van de ene sessie naar de andere begaven om zodoende het echte werk te ontvluchten. Ik zou willen roepen: ‘Redt de wereld. Stuur alles wat zo graag in de ruimte lult met onmiddelijke ingang in een ouwe soljoet richting milky way!’

Ik had een droom: ik droomde van het betaalde eenmans-bestuur, waarbij één man/vrouw één jaar het alleenrecht krijgt en de volgende zich tijdens dat jaar kan inwerken. Ik garandeer dat de bureaucratie tot zeker 50% zou zijn teruggebracht. Wat een rust. Eén nadeel: nog langer zal de lijst van de LPF worden met hen die nooit aan de beurt komen, nog meer leeghoofden zullen gaan sporten, fitnessen, joggen en meer van die terreur. Bij deze gedachte begon ik aan mijn oplossing te twijfelen. ‘....De baropbrengst van twee jaar terug was goed om vijftig(!) nieuwe kanariekooitjes te kopen,’ hoorde ik de man zeggen. Ik herinnerde me plotseling een brandende vraag. Bij mijn bezoek aan de tentoonstelling was me opgevallen dat van alle kooitjes de onderste helft met een doek was afgeschermd en ik had niets kunnen verzinnen wat dit zou verklaren. Ik greep mijn kans, hij moest het weten.

‘Luister mijnheer,’ zei hij, ‘wanneer kanaries bij elkaar zijn, praten zij graag met elkaar. Door de onderkant van de kooitjes af te schermen moeten zij, om elkaar te zien, zo rechtop mogelijk gaan zitten met als gevolg dat zij hun borst vooruit steken, ‘een hoge borst maken’ heet dat, en dat is een van de criteria bij de beoordeling van de mooiste kanariepiet’. Ik begreep het.

Harrie Hageman

< back