2003/1
meer columns van Harrie Hageman >
Oud Hout en Behoudzucht

Bruin staat voor mijn vroege jeugd. Bruine houten meubelen, soms zelfs donkerbruin behang, bruine kleding, zware, sombere interieurs en alles opgeruimd en netjes. Dat waren omgevingen die je alle lust tot actie ontnamen. Je kón er ook niets ondernemen, alles stond in de weg en alles was te duur om er onvoorzichtig mee om te gaan. Zo’n interieur was er om zo te houden en niets aan te veranderen. Traditie stond hoog in het vaandel en onder traditie werd verstaan: houden zoals het is, liefst generaties lang.
Traditie, afgeleid van het latijnse traditio, betekent echter doorgeven of overhandigen waarbij wordt uitgegaan dat het oorspronkelijke wordt herschapen met behoud van de essentie.
Creativiteit veronderstelt dat er ruimte is voor vernieuwing, dat je fantasie onbelemmerd kan vloeien en níet dat je gedwongen bent de ballast van decennia op je schouders te dragen.
Jongeren zijn er het best in om zich van het juk van het verleden te ontdoen. Zij laten de ouderen gelukkig zijn in hun tijdens het leven ingerichte forten, waar alles zijn plek heeft gekregen en niets meer vraagt naar verandering maar uitsluitend oproept tot beheer. Zelf gaan ze op zoek naar nieuwe ruimten waar nieuwe prikkels hen uitdagen tot eigen daden.
Dat is een van de redenen dat ik af en toe graag een project leid op een Hogeschool voor de Kunsten. Jonge studenten, gretig naar andere meningen, die alles omverschoppen wat voor hun voeten komt. Niets mag hen belemmeren in de voortgang naar de veelbelovende toekomst. Daar zou iedereen die ouder is dan dertig met enige regelmaat een bad in moeten kunnen nemen. Ontdekken dat de meningen die je je in de loop van jaren hebt gevormd geen grond meer hebben en dat je ze alleen maar koesterde omdat je dacht dat ze eeuwigheidswaarde hadden.
Ontnuchterend is het dan om te moeten bekennen dat er meer onder de zon is, dat er meer wegen naar Rome leiden, dat alles nog genuanceerder ligt dan je al dacht. Ontnuchterend is het soms ook om die jonge studenten na jaren weer te ontmoeten, de toekomst heeft dikwijls zijn sporen reeds vooruit gestuurd, hun gezichten verraden de trekken die zij tot aan hun dood zullen dragen.
Soms wordt een van die studenten een goede vriend of vriendin en blijven we elkaar met grote regelmaat ontmoeten. Zo heb ik een keer van dichtbij kunnen volgen hoe zo’n leven door het verleden kan worden ingehaald.
Kirsten kwam uit een rijk nest en kon zich zodoende veel permitteren. Geen berg was te hoog, geen horizon te ver, haar fantasie was onbegrensd en met haar ongetemde energie inspireerde ze velen. Het lukte haar om met haar financiële rijkdom haar mogelijkheden uit te breiden zonder om te komen in materieel bezit. Ze bewoonde een eenvoudige etage waar behalve een aardige bibliotheek het interieur beperkt bleef tot een fikse tafel en drie stoelen.
Totdat haar ouders op een dag bij een ongeluk omkwamen. Als enig kind erfde zij het gehele familiekapitaal. Veel van haar vrienden consulteerde zij in de periode die daarop volgde. Ook mij vroeg ze bij haar langs te komen in het huis van haar ouders.
Ik schrok toen ik haar in de deuropening zag staan van dat immense huis. In het half jaar na de dood van haar ouders werd zij tot een serieuze vrouw met zorgen. Ze was bijna niet terug geweest naar haar verdieping in Amsterdam. Ze was druk geweest met de afwikkeling van de dood en de vraag wat te doen met de erfenis. Mij leek dat laatste geen probleem; voor haar echter vertegenwoordigde elke stoel en elk bord in dat huis een levende herinnering. De meeste bezittingen waren jarenlang van ouder op kind overgegaan; het lukte haar niet daar afstand van te doen. Dat leek heiligschennis.
Uiteindelijk is ze daar blijven wonen, getrouwd en oud geworden. Niets van de oude Kirsten is nog herkenbaar, meer nog dan de plotse dood van haar ouders, heeft het bezit bezit van haar genomen. De verantwoordelijkheid voor het zware antiek heeft haar speelsheid doen versmelten met het streven naar behoud van wat was. Zij beheert nog slechts.
Laatst tijdens een maaltijd in de sociëteit realiseerde ik me dat ik geen kunstenaar ken die zich een entourage als de sociëteit zou aanschaffen.
Dat hele indrukwekkende gebouw, dat diep donkerbruine hout, dat slepende verleden, dat massieve, dat roerloze, dat immobiele, dat serieuze ernstige, hoe krijg je daar ooit beweging in.
Wat een ballast.
De rillingen liepen me over de rug.
Zo’n rijk bezit voorkomt dat je ooit tot een roekeloze daad zult komen. Elke spijker en elke geuitte vloek in dit gebouw zal als een genadeloze boemerang op de dader terugdalen
Het wordt nooit wat met arti als ze haar molensteen als een sieraad om haar nek blijft dragen.
Ik probeer me voor te stellen hoe arti zonder arti zou zijn. Wat draagt eigenlijk de naam arti?
Ik weet zeker dat we van dit loodzware bezit af moeten willen we ooit een vereniging zijn zoals velen dat wensen: energiek, ondernemend en innovatief.
Dat zal helaas nooit gebeuren, nog nooit heb ik zoveel behoudende mensen bij elkaar gezien, zoveel beheerders van een verleden.
Voortdurend roepen velen dat er nodig iets moet veranderen, maar ik weet het nu zeker, men wil wel maar kan niet.
Niemand is nog in staat gebleken met deze ballast aan het been voldoende beweging te maken om een werkelijke verandering te bewerkstelligen.
Kent iemand een goeie pyromaan?

Uit de notulen van de ALV 25 mei 2002:
‘Een vraag van Harry Heyink aan voorzitter Claus van de BC of er een wervend beleid gevoerd wordt om nieuwe leden binnen te krijgen.
Claus antwoordt dat er wordt gepraat over het voor jonge mensen aantrekkelijker maken door middel van aktiviteiten in de sociëteit.’

< back