canon 2005/10

Straks wordt de koe door het kanon vervangen

Het gezegde "Dat is een waarheid als een koe" verandert binnen afzienbare tijd in: "Dat is een waarheid als een canon."
De rappers zullen daarna het hen onbekende canon vervangen door kanon en een volgende generatie zal in rap tempo niet meer beter weten. Feitelijk wel "een aardige", deze flauwe woordspeling: het geluid van genoemd wapen draagt óók erg ver, maar het blijft lucht.


Het is natuurlijk de overvloed aan kunsthistorici die zichzelf aan het werk moeten houden en dus weer iets nieuws hebben bedacht, maar toch vraag je je af waar die behoefte aan zekerheid en houvast vandaan komt. Krijgen we na Jezus en daarna Marx, nu het Canon?
Ik vind het werkelijk een vreemd fenomeen, dat zelfs binnen de kunst de behoefte ontstaat aan een ijkpunt, aan een absolute waarheid, aan een algemene consensus over kwaliteit, aan ...... de eerste die weet wat er onder canon wordt verstaan, mag mij bellen.
Het is bedenkelijk dat "de kunst", in het tijdperk van een kabinet dat zich specialiseert in venijnige natte scheten, braaf achter een behoefte aan consensus aanloopt. En dat terwijl "de kunstkanonnen van vandaag" met een vrolijk de paa ha ha de op, de laa ha ha nen in, vooruit met frisse moed de laan worden uitgestuurd met de boodschap "Wanneer u omkeert komt u vanzelf bij het arbeidsbureau en de infobalie omscholingscursussen."

Ik geef u een voorbeeld uit de discipline waaraan ik mijn hart het meest heb verpand: het theater. Ik schreef al eerder over deze man in deze krant: JanJoris Lamers. U mag het met me oneens zijn, maar overtuigen zult u me niet: "Deze man is de belangrijkste theatermaker van de twintigste eeuw!" en een eeuw is nog steeds honderd jaar.
Hij stond aan de wieg van Het Werktheater, het Onafhankelijk Toneel en maatschappij discordia, uit dat laatste gezelschap zijn o.a. de huidige jonge en spraakmakende Nederlandse groepen Dood Paard en 't Barre Land en de Belgische groepen Stan en De Koe voortgekomen. Zeker negen gezelschappen (zeg maar twaalf) die het toneel in een vernieuwde, intelligente, spannende richting deden kantelen. Zij waren en zijn van een onmiskenbare invloed op het toneel. "Het toneel" is nu tenminste een béétje te pruimen, want er is een hoop ellende in dit vak, maar vertel mij waar dat niet het geval is.
Uit een afwijzing die maatschappij discordia van de Raad voor Cultuur ontving in het kader van de aanvraag voor een structurele subsidie (dat zijn subsidies voor een periode van vier jaar waardoor een gezelschap in de gelegenheid wordt gesteld
een langer traject uit te zetten), citeer ik het volgende:
"Een van de belangrijkste functies die het werk van maatschappij discordia in de loop van de jaren heeft gehad is de invloed die er van uitging op het Nederlandse en Vlaamse theater. Veel spelers, regisseurs en gezelschappen hebben de vruchten kunnen plukken van de experimentele benadering van het toneel die maatschappij discordia consequent zocht. Nieuwe ideeën over spel, over samenwerking, over tekstinterpretatie en over vormgeving werden bij Discordia ontwikkeld en hadden vervolgens effect op het werk van anderen. Ook zorgde Discordia voor de introductie van nieuwe toneelteksten en voor vitale, verrassende interpretaties van bekend repertoire. De Raad constateert dat maatschappij discordia deze functie niet meer vervult. Theatermakers die ooit onder invloed stonden van Discordia ontwikkelen zich zelfstandig en nieuwe generaties hebben andere referentiepunten en inspiratiebronnen dan het werk van dit gezelschap ......"
Hierbij moest ik denken aan de vrouw die mij ooit toevertrouwde, dat zij bij een nest jonge katten, altijd één jong poesje hield en de rest, inclusief de moeder, weg deed zodat ze altijd een jonge poes had "want die zijn het leukst".

22 Nederlandse theatergroepen en 11 uit België boden, tevergeefs, de toenmalige staatssecretaris van der Ploeg aan de komende vier jaren jaarlijks ieder een bedrag van
fl 10.000,- aan Discordia te schenken op voorwaarde dat hij dit aanvulde tot het bedrag dat Discordia de jaren daarvoor als subsidie ontving (fl. 1,3 miljoen).
Een aantal tycoons uit de theaterwereld schreven naar aanleiding van het advies van de Raad:
"Vrijheid is een voorwaarde om kunst te maken en maatschappij discordia heeft die vrijheid altijd opgeëist. De essentie van hun kunstenaarschap is de vrijheid van het individu en de emancipatie van maker en publiek. Centraal staat de acteur die zijn leven meeneemt op het toneel. In alle voorstellingen maakt hij zichtbaar hoe hij zich verhoudt tot het stuk, tot zijn rol, tot de wereld, tot zijn medespelers ...... De dynamiek van het theaterlandschap beweegt zich tussen twee polen. De ene pool is het domein waar de wetten van de massacultuur en het marktdenken regeren, de andere pool de ultieme artistieke vrijplaats die maatschappij discordia heet ...... Zonder een ijkpunt als maatschappij discordia kan het toneel zich niet oriënteren. Daarover zijn vriend en vijand het eens."

De Raad voor Cultuur in haar advies:
"...... Continuering van het subsidie zou slechts leiden tot instandhouding en geen bijdrage leveren aan een nieuwe bloei van het Nederlandse toneel."

En toen viel de spreker stil. Nu hadden we een kanon die een canon kon worden, maar nee hoor, er was nog geen tsunami van kunsthistorici, het was nog geen mode, men was nog gewoon bijziend. Overigens had JanJoris Lamers, in zoverre ik dat in kan schatten, er geen prijs op gesteld wanneer zijn denken tot canon was verheven: de vrijheid is hem te lief. Elke aanbeden theorie beperkt per definitie de creativiteit van de mens.
Het zal u duidelijk zijn dat ik niet op een dogma in de kunst zit te wachten. Het is zoals bij veel van die nieuwe religies, men beweert dat het geen religie is en dat iedereen mag geloven wat ie wil. Ja, mijn tante, ik ken dat.
Zou die plotselinge behoefte aan een canon niet regelrecht voort kunnen komen uit "de angstaanjagerij" van de christelijke heren B, B en B?

Harrie Hageman

Harrie Hageman is theatermaker en schrijver

beeld: Discordia, "Happy Days" Samuel Beckett, mei 1999.
JanJoris Lamers (L) en Sara De Bosschere (R), foto Bert Nienhuis

< back